
Levine bespreekt veelvoorkomende christelijke misverstanden. Ook laat ze zien hoe het Onzevader aansluit bij het Jodendom. Levine: ‘Het NTJT zet uiteen wat een tekst mogelijk betekende voor de eerste hoorders en wat die zou kunnen betekenen voor de lezers van vandaag, gevormd door tweeduizend jaar Joods-christelijke interactie. Door deze inbreng kan het NTJT een instrument zijn in de Joods-christelijke dialoog.’
Is ‘het Woord’ de Tora of Jezus?
Verder bevat dit nummer van Met Andere Woorden (MAW) artikelen van de experts die op 13 november een workshop gaven. Dineke Houtman bespreekt de proloog van het Johannesevangelie. Ze laat zien dat de diverse beelden rondom de ‘Logos’, het Woord, die Johannes toepast op Jezus, door andere Joodse auteurs gebruikt worden voor de Tora. Ze concludeert: ‘Waar het Jodendom de Tora ziet als de richtingwijzer voor het dagelijks leven en als toegang tot het eeuwige leven, belijden christenen Jezus als hun leidsman (…) in dit leven om zo het eeuwige leven te verwerven.’
Israëls hoop, de barmhartige Samaritaan en de ‘werken der wet’ in Joods perspectief
Arco den Heijer onderzoekt het thema ‘hoop van Israël’ in Lucas en Handelingen en betrekt daar Joodse auteurs bij. Eric Ottenheijm belicht de Joodse context van de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. Bärry Hartog werpt licht op de betekenis van de term ‘werken der wet’ in Qumran en bij Paulus. Alle vier de schrijvers laten zien dat het Joodse perspectief onmisbaar is om het Nieuwe Testament te verstaan.
Andere bijdragen in MAW zijn een column van Marianne van Praag over een mogelijke Joodse manier van lezen van het Nieuwe Testament, een recensie door Peter-Ben Smit, en bijdragen over de Joods-christelijke dialoog vanuit katholiek en protestants perspectief. MAW is een uitgave van het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap; wie zich tot 1 juni aanmeldt als abonnee maakt kans op een presentexemplaar van het NTJT. Een PDF van het nummer is hier in te zien.
Webinar voor voorgangers over ‘de verloren zoon’ op 26 juni
Wat is de kernboodschap van deze bekende gelijkenis? Wat zegt deze over de joods-christelijke verhoudingen, en werpt het NTJT nieuw licht op deze parabel?